In Trouw van zaterdag 14 februari 2015 reageert dr. Sam Janse, emeritus predikant, uitgebreid op de mediacommotie rond ds. Edward van der Kaaij. Die publiceerde in 2014 een boek, De ongemakkelijke waarheid van het christendom, waarin hij stelt dat Jezus historisch gesproken niet bestaan heeft, maar dat de oude Egyptische Osiris-mythe ten grondslag heeft gelegen aan het evangelieverhaal. Jezus is volgens Van der Kaaij ‘een mythisch, archetypisch figuur in een historische context’.
De hele discussie in de media laat weer zien hoezeer mensen zich laten vangen in oude denkpatronen. En dat is jammer, want het boek van Van der Kaaij biedt juist een opening voor een werkelijk vernieuwend gesprek over de kern van het christelijk geloof. Of je het nu eens bent met zijn historische conclusie, of niet.
Volgens Janse gaat het hier om ‘een historische vraag, die met historische middelen beantwoord moet worden’. Van het antwoord op die vraag of Jezus geleefd heeft, hangt wel wat af, zegt hij, want ‘het christendom is een historische godsdienst’. Janse verwijst naar de discussie over de historische Jezus die de kerk al een eeuw in de ban houdt. Het saldo daarvan is, dat de meerderheid der vakbroeders en -zusters het eens is over het simpele feit dat Jezus inderdaad heeft bestaan. Een beetje magere uitkomst, denk ik. Maar de evangeliën zijn geen geschiedkundige werken, want ze willen verkondigen. Ook daarover is men het in grote meerderheid eens. En ik beaam dat: Jezus hééft geleefd en is kennelijk aan een kruis gestorven. Romeinse soldaten hadden destijds een soort patent op die barbaarse executiewijze, op de manier waarop jihadisten vandaag een monopolie op onthoofdingen lijken te claimen.
Maar met uit te leggen dat de meeste theologen Jezus zien als een persoon die in de 1e eeuw heeft geleefd, mist Janse stilzwijgend het eigenlijke punt waar het om draait. In het eerdere interview in Trouw noemt Van der Kaaij dat punt expliciet: ‘Hangt het hart van het christelijk geloof af van de historiciteit van Jezus?’ Om die vraag loopt Janse welsprekend heen. Dat is jammer, want zo mist hij het punt waarom het gaat. Het gaat in deze discussie namelijk niet om een historische vraag, maar om een theologische. En dat had Van der Kaaij helder geformuleerd. Hij noemde de Amsterdamse School zelfs en bij theologen zou er dan toch een kwartje moeten vallen.
Ook de landelijk scriba van de PKN, dr. Arjan Plaisier, stapt daar met groot gemak overheen. In Commentaar bij de tijd schrijft hij, als reactie op het interview met Van der Kaaij: ‘Jezus Christus hing niet aan een mythisch kruis. Hij hing aan een echt kruis en droeg zo de echte last van de wereld.’ Tweemaal ‘echt’: historischer kan het niet, zou ik denken. Maar hier worden zonder uitleg of argument een historisch gegeven en een geloofsuitspraak als gelijke grootheden nevengeschikt. Dat is wel erg gemakkelijk. In een ingezonden stuk in Trouw van 5 februari is daar meteen op gewezen door ds. Alice van Halsema. Het kruis, dat is een historisch feit, zegt zij, maar de (zonden-)last van de wereld is een duiding vanuit het christelijk geloof. Ik heb niet gemerkt dat zij hierop antwoord kreeg.
Ik moet Van der Kaaij’s boek nog lezen, maar denk dat hij in historische zin niet zo’n sterk punt heeft. Ook al lijkt het mij niet onmogelijk dat de Osiris-mythe invloed heeft gehad op de evangelieschrijvers, dan nog lijkt het mij teveel van het goede om daarmee dan alles te willen verklaren. En los daarvan denk ik ook dat er in de 1e eeuw daadwerkelijk een joodse leraar geweest is, waarschijnlijk ergens te plaatsen in de bonte stroming van de chasidim, de ‘vromen’, die de naam ‘Jezus’ had, ofwel Jesjoea. Zo ‘historisch’ wil ik wel zijn.
Maar ik geloof niet in een zekere ‘meneer Jezus’. Ik geloof de woorden en daden van Jezus zoals de evangeliën die overleveren, omdat daarmee de Torah, die God aan Israël geeft, naar de volken wordt gebracht. Die messiaanse beweging spreekt mij aan, roept mij op en sluit mij in. Dat is geloof.
De historische feiten waarmee ik te maken heb zijn de dingen die gebeuren in mijn wereld van vandaag. Daarbij horen zeker ook zaken die eerder gebeurd zijn, maar die nu nog invloed uitoefenen. Maar daar moet ik dan meteen bij aantekenen, dat die historische feiten lang niet zo eenduidig en feitelijk zijn als we graag denken. Niets is zo onderhevig aan framing of regelrechte propaganda als ‘nieuwsfeiten’. En geschiedenis is niet de objectieve weergave van ‘wie es eigentlich gewesen’, zoals Leopold von Ranke ooit stelde, maar ‘de culturele vorm waarin een samenleving zich rekenschap geeft van haar verleden’, naar het wijzere woord van Johan Huizinga. De geschiedenis heeft niet toevallig Kleio als muze, want zij verkondigt een verhaal.
Zoals Sam Janse laat zien heeft de hele historische-Jezus-discussie verbazend weinig opgeleverd. Zulks ondanks de actieve bemoeienis van onze eigen Paul Verhoeven… Maar dat maakt weinig uit voor het christelijk geloof. Want dat moet gewoon bij haar roeping blijven: in de huidige historische context de woorden en daden van Jezus tot leven brengen. Als je dan al van ‘heilsgeschiedenis’ wilt spreken, dan zit het op dat vlak.
De term ‘historisch’ leidt steevast tot misverstanden. Als Janse zegt: ‘Het christendom is een historische godsdienst in die zin dat de geschiedenis telt’ – dan geef ik hem gelijk. Als hij verderop constateert ‘geen spoor van discussie over de historiciteit van Jezus in het Nieuwe Testament of antieke bronnen’ te kunnen vinden, klopt dat ook. Maar dan plakt hij wel een typisch moderne, westerse opvatting van geschiedenis op een volstrekt andere tijd. Ons moderne geschiedenismodel zul je in de Oudheid inderdaad niet aantreffen, en dus evenmin onze historische discussies. In een westers-rationele context zoekt de historicus naar chronologie, causale verbanden, hoofd- en bijzaken, evolutionaire processen, e.d. en baseert dat consequent op ‘feiten’ (soms is de kwantiteit ervan zo groot dat die gewoon ‘data’ gaan heten). Maar voor het toepassen van een modern concept op een antiek tijdperk heeft de geschiedwetenschap een naam: dat heet een anachronisme. Zo’n modern soort feitelijkheid kenden de antieke schrijvers niet. Flavius Josephus, die door Janse wordt opgevoerd, was notoir slordig met cijfers en met feiten waarschijnlijk ook regelmatig. Het zou hem vandaag zonder pardon zijn academische status kosten.
Wat in de hele discussie hardnekkig verzwegen wordt, is een andere moderne gedachte: dat iets alleen ‘waar’ kan zijn als het ook ‘echt’ is. Moderne wetenschap is gebouwd op dat wat we kunnen tellen, meten of wegen. Het vooronderstelt een materialistische kijk op de werkelijkheid. De kerk gaat daar nog steeds gemakzuchtig in mee, want volgens haar is de waarheid van het geloof ‘natuurlijk’ gebaseerd op Gods ‘echte’ ingrijpen in de geschiedenis. Dat uit die gedachte alleen maar oeverloze en zinloze discussies over evolutie of wonderen voortkomen, neemt zij op de koop toe. Bovendien zonder in staat te zijn die discussies tot een bevredigend einde te brengen. Dat hoeft van mij ook niet, want we kunnen ze beter gewoon achter ons laten.
Het christelijk geloof is wel degelijk een historisch geloof. Het wil niet boven de werkelijkheid zweven of, zoals Plaisier schrijft, ‘terugvallen in de droomwereld van de mythe’. Maar zolang de kerk ‘historisch’ blijft opvatten als gelijksoortig aan ‘nieuwsfeiten’ of ‘natuurwetten’, komt zij niet verder. Het zou heel goed kunnen, dat een andere opvatting van geschiedenis – namelijk een die eerder duidend wil zijn dan verklarend en die oog heeft voor het onverwachte of onverklaarbare – ons veel beter zou helpen om de wereld zuiver waar te nemen door de ogen van het geloof. Het zou zelfs wel eens kunnen, dat zo’n historische benadering al ingevouwen is in de boeken van het Oude en Nieuwe Testament zelf. Of dat kerkvaders als Augustinus of Eusebius op die manier tegen de geschiedenis aankeken. Het zou zelfs kunnen, dat die ‘mythen’ meer zijn dan een romantische terugval in een veronderstelde droomwereld. Bijvoorbeeld omdat mensen ook kunnen dromen met beide ogen open. Bijvoorbeeld omdat Jezus voor wie hem gelooft toch een ‘mythische figuur in een historische context’ blijkt te zijn.
Een discussie als deze toont weer eens hoezeer we in een culturele omslagfase zitten. De kerk, in dit geval via scriba Plaisier en dr. Janse, blijft halsstarrig rondjes draaien op de vertrouwde oude paden. Ds. Van der Kaaij probeert een weg te vinden die vooruit leidt, het nog niet in kaart gebrachte gebied in. Of hij nu precies de weg gevonden heeft, weet ik niet. Maar door zijn kernvraag serieus te nemen en dáárover in gesprek te gaan, komt de kerk wel verder en kan ze veranderen naar de toekomst toe, in plaats van te proberen zichzelf te kopiëren naar de toekomende tijd.
Edward van der Kaaij, De ongemakkelijke waarheid van het christendom (Zeist: boekscout.nl, 2014) ISBN 978 94 022 0699 9 (online uitgave)