Dertig jaar geleden liep ik verkleed als aap door de Kamper binnenstad om actie te voeren tegen tropisch hardhout. Een plaatselijke houthandelaar grossierde daar toen in. Het apenpak van Milieudefensie was ‘Made in China’, geheel synthetisch en drie maten te klein. Maar nadien mochten we ons verhaal nog een keer komen vertellen op de hervormde vrouwenvereniging. Tot onze verrassing waren de dames, allemaal al wat ouder en traditioneel gekleed en gekapt, een en al oor. Onze boodschap dat het tropisch regenwoud niet geveld mocht worden uit louter winstbejag, kwam helemaal over. ‘Wij zullen het onze mannen vertellen,’ zeiden de dames strijdvaardig. Vandaag de dag wordt in Kampen nog steeds tropisch hardhout verhandeld, maar nu netjes met een FSC-keurmerk.
En vandaag de dag is er een heuse beweging die kerken milieubewust wil maken, de Groene Kerkenbeweging, waaraan al 340 gemeenten zich hebben verbonden. Uit de jaren ’80 herinneren sommigen zich vast nog wel het Conciliair Proces voor vrede, gerechtigheid en heelheid van de schepping, dat opkwam binnen de oekumenische beweging. Bovendien kennen we nu bijvoorbeeld A Rocha Nederland en Micha Nederland, die op hun eigen wijzen kerken warm proberen te krijgen voor duurzaamheid, natuurbehoud en milieu. Kortom, onze evangelisatie van decennia terug was niet vergeefs. Of….?
Je zou ook enigszins sarcastisch kunnen opmerken dat we in drie of vier decennia nog niet veel zijn opgeschoten. Dat een traditioneel deel van de kerk nu pas wakker wordt en aankomt op het punt waar ‘progressieve christenen’ decennia geleden al waren. In Silent Spring (1963) waarschuwde Rachel Carson al voor de rampzalige effecten van chemische bestrijdingsmiddelen. In The Limits to Growth (1972) sloeg de Club van Rome alarm over de dreigende uitputting van natuurlijke bronnen. Onze aardrijkskundeleraar duwde die Aula-pocket vers van de pers onder onze havo-neuzen. Boeken als dit brachten de milieubeweging op gang. Maar chemische industrie zorgt nog steeds voor grote problemen, de roofbouw op natuurlijke bronnen is zo mogelijk nog versneld, het klimaat warmt steeds verder op en met ons afval vervuilen we nog steeds alle hoeken en gaten van de aarde. Politiek en bedrijfsleven rekenen nog steeds in maar één grootheid: kapitaalgroei, grenzeloze groei. En de milieubeweging is inmiddels een gevestigde bedrijfstak geworden met belangen.
Maar het is toch goed dat de kerk haar leden oproept tot duurzaamheid?
Natuurlijk, maar het is niet goed genoeg. Het blijft bij het ervaren van de schoonheid van ‘de schepping’, bij het scheiden van afval en het gebruik van groene energie, bij consuminderen, bij protesten voor klimaatmaatregelen. En soms bekruipt mij ook het gevoel dat de kerk het weer doet om relevant te zijn en mee te tellen in de samenleving. Al die actie is op zich nuttig, maar niet goed genoeg. Want het laat het geloof in economische groei en de veronderstelde noodzaak daarvan nog steeds ongemoeid. Het graaft niet echt door naar de drijfveren achter het menselijk gedrag, maar reduceert dat tot functionele en controleerbare eenheden. En zo onthult het niet de goden die we ons als samenleving hebben gemaakt en waarvoor we steeds meer willen offeren. Zo worden milieu en klimaat geofferd.
Paul Kingsnorth (*1972) was een gevreesd milieuactivist. Maar hij verliet bijna vijftien jaar geleden de milieubeweging, omdat die volgens hem haar ziel heeft verkocht voor windfarms en zonneparken. Met vrouw en kinderen probeert hij te leven van wat zijn ‘smallholding‘ in het westen van Ierland oplevert. Zijn omkeer beschrijft hij onder andere in Bekentenissen van een afvallig milieuactivist (2017). Begin dit jaar liet hij zich dopen in de Roemeens-orthodoxe kerk en daarover schreef hij een uitvoerig essay. Kingsworth noemt de samenleving zoals die draait, inclusief de milieubeweging, ’the Machine’. Maar wat we werkelijk nodig hebben is het offer, dat hij aanduidt als ’the Cross’. Een soort offer waarin we onszelf durven verliezen en de dingen laten gebeuren, geen offer waarmee we iets zouden afkopen of waarvoor we iets terugkrijgen. We hoeven hem niet te volgen in al zijn keuzes, maar de omkeer die hij maakt is zeker een teken aan de wand.
Bovendien is hij zeker niet de enige die wakker is geworden: Katherine Trebeck geeft fundamentele kritiek op de economische basis en kleine groepen zoeken concreet naar alternatieven voor de oneindige groei. We kunnen niet maar gewoon doorgaan met milieumaatregelen bedenken, klimaatdoelen stellen en actie voeren. Er moet aanzienlijk meer veranderen in en onder mensen.
En daar mis ik nou precies de stem van de kerk.
Want wat ik in de kerk hoor gaat over natuurbeleving (mooi, heilzaam), over praktische zaken (afval, energie, isoleren, plastic, vervoer, hergebruik) of over politieke strijdpunten (protesteer!). Niets onzinnigs, maar het graaft niet diep genoeg. De kerk durft niet echt profetisch te spreken.
Want profetisch spreken betekent in de eerste plaats de goden ontmaskeren. Ik weet het: dat klinkt als taal van vroeger, van de Amsterdamse school die (naar men denkt) haar tijd heeft gehad. Maar dat is een gemakzuchtige reactie. Goden zijn er altijd en wij laten ons daar samenlevingbreed altijd weer door inpakken.
Altijd zijn er machten die ons te boven gaan: ‘de markt’, ‘de overheid’, ‘de multinationals’, ‘de globalisering’, ‘het individualisme’, ‘de wetenschap’. Wat kunnen ‘wij’ daar nu tegen ondernemen? Niet zo gek veel inderdaad. En dus projecteren we onze onderdrukte wensen en diepe angsten op een denkbeeldige hemel: de wereld-zoals-wij-die-willen. En ‘zij’ – de markt, de overheid, de technologie, de wetenschap – zij moeten dat voor ‘ons’ realiseren, maar zonder dat het ons iets kost.
We ontkennen massaal dat God ertoe doet, maar dat maakt ons geen spaan minder religieus, want van onze projecties nemen wij geen afstand en ongemerkt worden ze onze nieuwe goden. We moeten en zullen erin geloven, omdat we daar ons heil van verwachten. De klassieke godsdienstkritiek leert ons dat de God van het christendom een projectie is, en we nemen die kritiek klakkeloos over, maar we hebben niet in de gaten dat we in dezelfde beweging door onze eigen goden scheppen. Zo hebben we Marx’ ‘opium van het volk‘ omgezet in almaar groeiende consumptie en we weigeren dat te zien. Dat zijn de goden die ontmaskerd moeten worden en daar zit ons aangeboren heidendom.
Het probleem van de klimaatverandering is al begonnen met de industriële revolutie. Het is niet nieuw. Alleen zien we in de afgelopen decennia een dramatische versnelling van de processen. Processen waarvan we bovendien moeten aannemen dat ze ononkeerbaar zijn of worden. Het antwoord van afval scheiden, strenge regels, schone technologie, fossielvrije energie enzovoort is geen werkelijk antwoord. Het laat de goden ongemoeid.
Het laat ons nog steeds ongebreideld – vooruit: ietsje minder – consumeren. Het speelt nog steeds onbeschaamd in op onze hebzucht, onze rivaliteit, onze vrees om controle te verliezen, onze doodsangst. En bovenal: het laat de uiteindelijke motor achter alles, het Kapitaal, ongemoeid. Bij iedere maatregel is de eerste vraag wat dat gaat kosten en de laatste wie de rekening krijgt.
Ook goedbedoelde kritiek die het wil opnemen voor de intrinsieke waarde van natuur, voor dierenrechten enzovoort, graaft niet diep genoeg. Want expliciet of impliciet wordt die ‘waarde’ toch weer vertaald in geldwaarde.
Maar het werkelijke probleem achter de klimaatverandering is spiritueel.
Het gaat erom welke goden wij dienen. We moeten ons consumeren, onze onderwerping aan ‘de markt’, onze ziekelijke vrees voor controleverlies durven zien als een spirituele crisis. Twee uitdagingen liggen hier:
- het durven accepteren van onze fundamentele kwetsbaarheid als minuscuul deeltje van een oneindig heelal;
- het durven inzien hoe onze goden ons hierbij keihard in de steek laten, want er is geen prijskaartje voor een goede wereld.
Daarover wil ik iets zinnigs horen van kerken. Niet het oude verhaal over de zondige mens en de gebroken schepping, want dat is inmiddels bedolven onder moralisme en onschadelijk gemaakt door individualisme. Niet een gemoderniseerde versie van het aloude dualisme tussen aards en hemels, geest en materie. Maar iets zinnigs over wat de mens werkelijk nodig heeft en hoe dat rechtvaardig en barmhartig gedeeld kan worden met alle mensen. Wat we nodig hebben is tamelijk eenvoudig: dagelijks brood (waarbij water soms wijn mag worden) en de wil om te vergeven (want bij vergeving hoort omkeer). Wat we nodig hebben is het vertrouwen dat die eenvoud voldoende is voor overvloed.
Ik zou willen horen hoe delen zich verhoudt tot bezitten. Hoe dankbaarheid hebzucht kan overwinnen. Hoe vergeving de strijd van allen tegen allen kan beslechten. Hoe eenvoud de beste remedie tegen egoïsme en grootheidswaan is. Ik zou vooral willen horen hoezeer delen, dankbaarheid, vergeving en eenvoud ieder voor zich tekenen zijn van iets dat werkelijk groter is dan onszelf, iets dat waarachtig het universum bijeenhoudt.
Maar ik hoor bitter weinig.
Liever dan een groene kerk is mij een kerk die haar theologie opnieuw durft funderen. Die zou moeten beginnen bij een scheppingstheologie (wat niet hetzelfde is als een theologie van de schepping) om te voorkomen dat we de natuur vergoddelijken of die juist als minderwaardige materie zien. Die zou de kritiek op goden en afgoden (alsmede kritiek op vertekende beelden van de God van de bijbel) werkelijk serieus moeten nemen en zo het gevaarlijk religieuze van ons gedrag onthullen. Die heeft onontkoombaar een deugdelijke Israëltheologie nodig als tegenwicht tegen ons natuurlijke heidendom (en geen theologie over hoe Israël alsnog Jezus als messias zal aanvaarden).
Ik hoor nog bitter weinig – maar het is nooit te laat om te blijven hopen.