Een bloedhekel aan christenen

Kent u dat ook? Dat een wildvreemde ontdekt dat je christen bent? Of erger nog: dat je van religie zelfs je beroep hebt gemaakt? En dat dan ongevraagd, onverdund en onverdiend de hele riedel over je wordt uitgestort? De riedel van ‘God bestaat niet’ en ‘gelovigen zijn achterlijke idioten’, via ‘religie is de oorzaak van alle oorlogen’ en ‘de bijbel is een idioot boek over een extreem gewelddadige God’, tot aan de (post)moderne toegift ‘en kerken zijn bolwerken van schijnheiligheid en misbruik’. Kent u dat ook? En wat zegt u dan?

Voor mijzelf sprekend: meestal schiet ik automatisch in de actieve luisterhouding, inclusief empathie voor de spreker (m/v/o). In de verdediging dus, al mompel ik nog wel wat beleefde tegenwerpingen. Zoals: ‘over Gods bestaan kun je verschillend denken’ – ‘sommige gelovigen zijn inderdaad wat vreemd’ – ‘de bijbel is niet eenvoudig te begrijpen, want die komt uit een heel andere cultuur’ – ‘met godsdienst en oorlog zit het wat ingewikkelder’ – ‘natuurlijk zijn kerkmensen soms schijnheilig, maar misbruik vind je buiten de kerk net zo goed’. Dat soort gemurmureer.

Maar dat helpt natuurlijk niks. De spreker trekt meteen wat extra registers met ‘bewijzen’ open. Verzet is zinloos en bevestigt enkel haar mening: ‘christenen denken niet zelfstandig maar gehoorzamen domweg de bijbel en de kerk’ of ‘geloof is voor weldenkenden al lang door De Wetenschap ingehaald’ – waarvan dan voorbeelden worden bijgeleverd. Altijd anekdotisch, doorgaans van lang geleden en uit de tweede zo niet derde hand. Uit beleefdheid voorzien van de obligate opmerking dat ‘ieders geloof natuurlijk gerespecteerd moet worden’ (wat de spreker aantoonbaar zelf niet doet). Kortom, invoelend luisteren helpt niet en een werkelijk gesprek is bij voorbaat kansloos.

Laat ik daarom nu maar eens mijn aangeleerde pastorale houding vergeten. Laat ik op voorhand de mogelijkheid van een redelijk gesprek afschrijven. Laat ik maar gewoon mijn hart eens luchten. Dat mag, want die spreker doet het zelf al vanaf de eerste, kribbig uitgespuwde zin.

Onredelijk en irrationeel

De zogenaamd zelfstandig denkende moderne spreker heeft geen seconde in de gaten hoe slaafs zij een 19e eeuwse theorie volgt. Namelijk dat religie een irrationele voorfase is die door het rationele licht der wetenschap overbodig is geworden. Maar zulk lineair zwart-wit evolutie-denken hoort echt thuis in het 19e eeuwse burgerdom. De theorie werd overigens bedacht door een Schotse godsdienstwetenschapper, James Frazer, die juist interesse had voor esoterie. Maar dat weet de spreker niet. Ook niet dat de theoretische basis van de Big Bang, die verondersteld wordt het bijbelse scheppingsverhaal weggeblazen te hebben, grotendeels het werk is van een Belgische priester, de Jezuïet, wiskundige en natuurkundige Georges Lemaître. En dat met volle goedkeuring van de paus.

Ik ben er dus gewoon zat van om voor achterlijke idioot gehouden te worden die het licht van de rede nog niet gezien heeft. Juist vanwege die rede kijk ik kritisch aan tegen de vorm die christelijk geloof heeft gekregen in kerk en theologie. Net als het overgrote deel van gelovigen die ik ontmoet. Die vorm vind ik juist al te rationalistisch, te veel gericht op meetbaar nut, te zeer uitgeleverd aan categoriën uit filosofie, psychologie of sociologie en vooral vandaag onkritisch meelopend in het liberale marktdenken.

Maar geloof is alles behalve achterlijk. Integendeel, het helpt om verder te kijken dan de rede of de emotie alleen. Want dat is de fuik waarin die zichzelf als verlicht beschouwende critici zich onwetend hebben opgesloten: dat de gesloten menselijke rede het geheel van de werkelijkheid zou kunnen begrijpen. Spinoza en Kant wisten beter. En Wittgenstein werkte het verder uit. Alle drie strikt redelijk.

Antisemitisch

En ik heb er ook genoeg van als een meneer met een dubbele wetenschappelijke titel badinerend het Oude Testament wegzet als gruwelijk en genocidaal, zonder ook maar een millimeter dieper te graven dan de meest letterlijke oppervlakte van de tekst, waarbij de zaal dan nog groepsgewijs meelacht ook. En als hij daar tegenover zegt dat ‘de liefhebbende God van Jezus’ in het Nieuwe Testament wel weer enigszins te pruimen is, heeft deze hooggeleerde historicus niet eens door dat hij daarmee klakkeloos het historisch antisemitisme herhaalt dat de kerken zelf al hoog en breed hebben afgezworen. Hij heeft überhaupt niet door dat hij antisemitisch denkt. Zeer geleerd maar gevaarlijk dom.

Daarom een leestip voor onze Maarten: Von Abba bis Zorn Gottes. Daarmee had hij voor slechts een tientje beter kunnen weten en deze publieke blamage kunnen vermijden.

Persoonlijke opvatting

De wereldwijze commentator die christelijk geloof wegzet als achterlijk, kinderlijk en belachelijk, voegt daar dan gevoeglijk aan toe dat iedereen ‘natuurlijk’ een geloof mag hebben, maar dat het, net zo ‘natuurlijk’, niet meer is dan een mening naast alle andere meningen. Laat ik dat het gemakzuchtige postmoderne oordeel noemen. Alles is een mening, meningen zijn persoonlijk en relatief en derhalve onderling uitwisselbaar. Dus hoort geloven thuis in de privésfeer – achter de voordeur.

Wat een domme onzin. Met een socialistische overtuiging, of een liberale, mag je gewoon in het publieke debat duiken, maar met een christelijke niet? Want daarin komt God mee en die bestaat niet? Bestaat de socialistische heilstaat dan wel? Of de door liberalen bejubelde vrije markt? Zijn dat niet net zo goed concepten of metanarratieven die mensen bedenken? Waarom zou het narratief waarin God een rol speelt niet mee mogen doen?

Ieder mens brengt persoonlijke overtuigingen mee, tot en met de overtuiging dat overtuigingen geen bestaansrecht hebben. In een open gesprek geef je daar eerlijk rekenschap van.

Met ‘God’ komt ethiek mee en wijsheid, profetie en heiligheid, en alles dat groter is dan een mens bedenken kan – ook een religieus mens. Dat is een kritische spiegel die alle oog heeft voor wat is, maar bovenal voor wat zou moeten (of kunnen) zijn.

Men heeft trouwens geen moment in de gaten hoe omgekeerd de manier waarop kapitaal, vrije markt en individualisme tot onaantastbare werkelijkheid verklaard worden, niets minder is dan een typisch voorbeeld van uitermate religieus gedrag – dat zich bovendien verabsoluteert tot een soort natuurwet. Men zegt ‘God bestaat niet’ (waarover je op zich nog een zinnig gesprek zou kunnen voeren), maar maakt in één adem door het Kapitaal tot Almachtige God (waarover dan geen enkele discussie mogelijk is).

Dom houden

Dom en armEen eigenlijk wel grappige aantijging is dat de kerk de mensen dom houdt, in een complot met de kapitalist die ze arm houdt. Dat de kerk zich vaak heeft opgesteld als verdediger van de bestaande maatschappelijke verhoudingen, is een steekhoudend verwijt (zie hieronder). Maar dat was nog in de tijd dat de kerk zelf maatschappelijk iets in te brengen had. En dat is al weer pakweg een eeuw geleden.

En wat had de kerk nu precies maatschappelijk in te brengen? In de eerste plaats armenzorg, ziekenzorg, onderwijs. Stuk voor stuk zaken die de samenleving ten goede kwamen. Politieke macht hebben Nederlandse kerken nooit gehad. De koopman won het altijd van de dominee (en de priester moest zich tot de 19e eeuw sowieso stilhouden). Dat er in een verzuilde samenleving sprake was van bevoorrechting van kerkleden boven anderen, is niet anders dan wat bijvoorbeeld socialistische organisaties deden. ‘Eigen volk eerst’ was er al ver voor de huidige populisten het ontdekten. Niet goed te praten, integendeel, maar het is nogal selectief om het verwijt alleen tegen gelovigen te richten.

Juist ‘rode dominees’ (vaak vrijzinnig) en ‘rode kapelaans’ (vaak van een religieuze orde) zetten zich, met kerkelijk kapitaal en al, in voor volksontwikkeling, gezondheidszorg en sociale woningbouw. Voor scholen, sanitoria, psychiatrie, blinden- en dovenzorg, huurwoningen, universiteiten, dorpshuizen, bibliotheken, bejaardenhuizen, verpleeginrichtingen enzovoort. Dat is vandaag bijna allemaal overgenomen door zorgverzekeraars, overheden of seculiere organisaties, maar het werd gebouwd en op gang gebracht door kerkmensen. Erger nog: gelovigen.

Christelijke vakverenigingen, hoe braaf ook, en politieke partijen, hoe gezagsgetrouw ook, waren er al vanaf de 19e eeuw. De ‘sociale kwestie’ is heel de 20e eeuw en tot op vandaag een belangrijk punt in de christelijke politiek gebleven. Fundamentele kritiek op het kapitalisme kwam niet in de laatste plaats uit kringen van arbeidspastores of priester-arbeiders. De laatsten werden er zelfs om de kerk uitgezet.

De macht legitimeren

Jazeker, de kerken hebben mensen willen inprenten dat ze hun bazen en overheden moesten gehoorzamen. Met beperkt resultaat, want mensen zijn niet gek. Was men gehoorzaam aan de baas in de fabriek of de boer op het land, dan was dat bovendien in de eerste plaats gewoon om den brode en niet uit religieuze overtuiging.

Maar het klopt: pastoors predikten in alles gehoorzaamheid aan de kerk, terwijl die kerk zich grotendeels schikte naar de bestaande machtsverhoudingen in de samenleving. Dominees werden geacht hun gelovigen op te voeden tot gehoorzame burgers. Zoals het Algemeen Reglement 1816 het in artikel 9 zei:

…de bewaring van orde en eendragt en de aankweeking van liefde voor Koning en Vaderland moeten steeds het hoofddoel zijn van allen, die in onderscheidene betrekkingen met het kerkelijk bestuur belast zijn.

De kerk heeft zich bovendien tot ver in de 20e eeuw met hand en tand verzet tegen klassenstrijd en revolutie. Dat studenten aan de VU in Amsterdam CPN-lid waren leidde nog in de jaren ’60 tot felle discussies. Toch heeft de Rooms-Katholieke Kerk in haar sociale leer sinds het einde van de 19e eeuw consequent geijverd voor rechtvaardige arbeidsverhoudingen met menselijke waardigheid, solidariteit en duurzaamheid als belangrijke steunpilaren.

Om dit verwijt van het legitimeren van de macht vandaag nog uit de kast te trekken, is lachwekkend. Ten eerste heeft de kerk al heel lang geen werkelijke macht meer, ook niet over haar gelovigen, maar ten tweede zijn het juist kerken en gelovigen die vaak vooraan staan bij de strijd tegen onrecht en uitbuiting. Zie de vakbeweging, de anti-apartheidsstrijd, de milieubeweging, de vredesbeweging enzovoort.

Broedplaatsen van misbruik

En jazeker, de schandalen rond seksueel misbruik door geestelijken en andere leidende figuren in de kerk zijn schokkend. Vooral ook de kerk onwaardig, die predikt dat ieder mens een beeld van God is. Op geen enkele manier goed te praten. Kerken veroordelen het dan ook ten strengste en hebben de nodige maatregelen getroffen om het te voorkomen. Geen priester of dominee komt er nog mee weg.

Ook het feit dat het misbruik heel vaak samenhangt met kerkelijke machtsverhoudingen, is beschamend. Niet alleen in hiërarchische organisaties als de Rooms-Katholieke Kerk, maar net zo goed in de zogenaamd platte en democratische organisaties van de protestantse kerken. En juist in populaire kerken waar de leiders op een voetstuk worden gezet, komt nu het ene na het andere schandaal naar buiten.

Maar het is gewoon misselijk om met dit argument de achterlijkheid en het grote gevaar van christelijk geloof of alle religie te willen aantonen. Buiten de kerk is er minstens zoveel misbruik en ook daar hangt het samen met macht. Zie de schandalen in de sportsector, met name de topsport. Maar geen mens die daarom sport tot groot gevaar zal bestempelen. De kerken dan wel?

De grootste uitbarstingen van seksueel misbruik zijn alle eeuwen door altijd weer in de eerste plaats gekoppeld geweest aan oorlog. Na de strijd werden de vrouwen als buit gezien en verkrachting is evenzeer zelf als wapen gebruikt. Over misbruik gesproken.

Selectief, graag gelardeerd met ranzige ideeën over celibaat of geestelijkheid, wordt hier een misstand uitvergroot en onterecht tot argument verklaard. Gewoon vals op de man spelen.

Oorzaak van oorlogen
De Slag op de Witte Berg (1620)
De Slag op de Witte Berg (1620)

En tenslotte is er de eeuwige dooddoener dat religie alleen maar leidt tot oorlog. Inderdaad, er bestaat een categorie ‘Europese godsdienstoorlogen‘. Maar zelfs daarin is godsdienst nooit de enige factor, zelfs niet de belangrijkste. Altijd liggen er economische, politieke, sociale of etnische oorzaken onder. De Tachtigjarige Oorlog bijvoorbeeld was in de eerste plaats een strijd van steden in de Lage Landen om hun eigen economische onafhankelijkheid, waarbij ook (verarmde) lagere adel een leidende rol speelde. De Nederlandse kerk in Londen, gesticht door protestantse geloofsvluchtelingen uit vooral Vlaanderen, Henegouwen en Brabant, hield zorgvuldig afstand van de gewapende Watergeuzen.

Wat zeker wel zo is, is dat religie zich prima laat gebruiken als katalysator van bestaande conflicten. Geestelijken hebben wapens gezegend, pausen hebben kruistochten ontketend. Juist omdat godsdienst raakt aan de diepste menselijke emoties en omdat het bij uitstek gebruik maakt van metanarratieven waarmee geweld gerechtvaardigd kan worden (‘wij vechten tegen demonen en duivels’), is de combinatie oorlog en religie een bijzonder gevaarlijke. Maar oorlog heeft echt geen godsdienst nodig om los te barsten. Zie alle oorlogen van de 20e eeuw, inclusief die waar jihad- of kruistocht-gedachten aan te pas kwamen.

Zo. Daar wil het maar bij laten. Godsdienst is absoluut niet zonder zonden. Maar het is niet achterlijk of irrationeel, niet per definitie gewelddadig en niet botweg onderdrukkend. Godsdienst is de grootse poging van mensen om boven hun eigen begrensde bestaan uit te reiken.