Wat is de belangrijkste reden om een computer, laptop, tablet of smartphone te hebben – of allemaal tegelijk, natuurlijk? Toch eigenlijk wel dat je er het internet mee op kunt. Voor mij komen tekstverwerker, spreadsheet en presentatie onmiddellijk daarachter. Voor anderen wellicht foto-, video- of geluidsbewerking. Maar ook dat is zonder internet al minder interessant en daarmee is de webbrowser in feite het belangrijkste stuk software. Belangrijk, maar niet zelden miskend, omdat de aanwezigheid zo vanzelfsprekend is. Tijd om er eens bij stil te staan.
Mini-geschiedenis
Ooit, in 1994, was er Netscape. De eerste generatie internetters groeide ermee op. Het was gratis en het draaide op Windows, MacOS en Linux. Met Netscape werd het websurfen uitgevonden en geleerd.
Maar toen bemachtigde Microsoft met Windows een monopolie op wat toen nog heette de ‘personal computer’. En het drukte zonder scrupules Internet Explorer (IE) erdoor als de overheersende webbrowser. Vanaf 2000 had die bijna een monopolie.
Apple bediende maar een beperkt, maar wel exclusief, deel van de PC-markt en het bedrijf lanceerde in 2003 Safari als eigen webbrowser. Andere browsers werden actief geweerd.
Ongeveer tegelijkertijd gooide Netscape de handdoek in de ring, maar maakte de broncode vrij beschikbaar (open-source). Mozilla bouwde op die basis Firefox als vrij beschikbare webbrowser voor zowel Windows, MacOS als Linux. Aanvankelijk zelfs vooral voor Linux. Firefox veroverde snel een overgroot deel van de markt, vooral nadat Microsoft gestraft werd voor het ongevraagd doordrukken van Internet Explorer. Op Linux-computers is Firefox nog steeds de standaard-webbrowser.
Uiteindelijk werd ook Google wakker en vanaf ongeveer 2010 begon de opmars van hun eigen webbrowser Google Chrome. Die is er gratis voor Windows, MacOS en Linux, maar de broncode is slechts gedeeltelijk open-source. Kenmerkend is dat allerlei Google-‘diensten’ in de webbrowser zijn geïntegreerd: naast de vanzelfsprekende zoekmachine Google, ook de webmail van GMail, de cloudopslag van Google Drive, de video’s van YouTube en meer.
En tenslotte verruilde Microsoft vanaf 2015 het zichzelf overlevende IE voor Edge. Ook daarin zijn Microsoft-‘diensten’ geïntegreerd, zoals de eigen zoekmachine Bing, de ‘virtuele assistent’ Cortana en de cloudopslag van OneDrive.
Vandaag is de situatie in Nederland wat betreft webbrowsergebruik als volgt. Op Apple-computers is Safari de baas, en dat staat voor ongeveer 25% van de totale browsermarkt. Google Chrome is de echte baas met ongeveer 55% aandeel en Egde bedient een schamele 8%. Firefox bungelt onderaan met niet meer dan 4% en dat is net iets boven het percentage Linux-gebruikers op de PC. In die (mini-) Linux-wereld is Firefox nog steeds de absolute koploper, hoewel Google Chrome daar terrein wint. Ook Edge probeert daar binnen te komen, maar wie wil er nu een Windows-webbrowser op een Linux-systeem?
Onder de motorkap
En er zijn nog veel meer webbrowsers – en ook geweest. Maar ondanks al die verschillen delen ze vaak eenzelfde kern van code, nl. de ‘browser engine‘. Die zorgt dat alle webinformatie wordt verwerkt tot een nette pagina op je beeldscherm. Die informatie bestaat uit HTML, XHTML, XML en MathML voor tekst, CSS en XSL voor paginaopmaak, of PNG, JPG, GIF, SVG en WebP voor afbeeldingen. En daar komen gestaag nieuwe standaards bij, bv. voor het verwerken van JavaScript, PDF of video.
De ‘engine’ is dus precies wat de naam zegt: de motor van elke webbrowser. Browser engines werken altijd op verschillende besturingssystemen (‘cross-platform’), in ieder geval op MacOS, Windows en Linux, vaak ook op mobiele zoals Android of iOS.
Globaal zijn er drie en qua prestaties of mogelijkheden ontlopen ze elkaar erg weinig.
WebKit is het hart van Apple’s Safari-browser. De engine zelf is open-source, maar Safari dan weer niet. Anderen kunnen WebKit vrij gebruiken, waaronder Adobe en Microsoft. WebKit is ooit ook ontstaan uit een open-source Linux-project, KHTML. Google heeft het vroeger gebruikt, maar de engine van de huidige Google Chrome-browser is…
Blink, een fork van WebKit. Nog steeds open-source, maar Google heeft de engine aangepast naar eigen behoeften. Denk daarbij aan de integratie van hun ‘diensten’, of het vereenvoudigen van het onderhoud van de broncode. Blink is ontwikkeld als motor voor Google Chrome, maar inmiddels is het dat ook voor browsers als Opera, Vivaldi en zelfs Microsoft’s Edge.
Terzijde. Google doet heel veel in en met open-source en deelt dat graag met anderen. Maar het bedrijf draait uiteraard om (hele grote) commerciële belangen. Daarom zijn delen van hun software juist niet open-source. Je kunt dus nooit precies achterhalen wat Google-software wel of niet doet. De basisversie van hun webbrowser bijvoorbeeld heet Chromium en dat is helemaal open-source. Maar in Google Chrome zijn daar andere onderdelen aan toegevoegd die propriëtair zijn. Je weet het dus nooit precies bij Google. Overigens gaan Apple en Microsoft precies hetzelfde te werk. Om Amazon, Oracle of Meta maar niet te noemen. Rookgordijnen en geheimen te over…
De derde browser engine is uiteraard Gecko, het hart van Firefox. In feite de oudste, want dit is de oorspronkelijke motor van Netscape. Vanaf 1997 is het open-source en sinds 2003 heeft de Mozilla Foundation het onder haar hoede. Mozilla zegt van zichzelf dat ze zonder winstoogmerk de vrije keuze en innovatie op het internet wil bevorderen. Daarin onderscheidt Gecko zich met name van WebKit en Blink die vooral dienen om Apple en Google winst te laten maken. Ironisch genoeg komt 80% van de inkomsten van het Mozilla Firefox-team van Google…
Welke kies je nu?
Hoe kies je een webbrowser? Er zijn eindeloos veel vergelijkingen. Bijvoorbeeld hier en hier. Je kunt er gewoon een paar proberen om te zien welke jou het best bevalt. En misschien moet je soms eens wisselen, voor de frissigheid. Ik ben zelf erg gehecht aan Firefox, maar heb ook wel een tijdje gewerkt met Google Chrome, Opera of Vivaldi.
Eigenlijk vind ik het belangrijkste argument bij de keuze het antwoord op de vraag: hoe zit het met veiligheid en privacy?
Wat betreft veiligheid: de verschillen tussen Egde, Google Chrome en Firefox zijn minimaal. Loop je instellingen een keer bij langs, voeg desgewenst een AdBlocker toe en je surft gewoon veilig over internet. Juist ook zonder die ‘handige diensten’ die je waarschuwen voor verdachte websites of alvast je zoekopdracht aanvullen en van suggesties voorzien. Laat staan dat je een ‘virtuele assistent’ nodig zou hebben. Dat kun je gerust allemaal uitschakelen.
Want juist op dat soort ‘diensten’ zou je kritisch moeten zijn. Die verzamelen namelijk allemaal gegevens over je surfgedrag. Je betaalt altijd, maar ongemerkt, met je metadata. Eigenlijk is Firefox nog de enige browser die niet achter je rug om aan tracking doet. Nou ja, mits je Google meteen vervangt door DuckDuckGo, Startpage of Qwant als standaardzoekmachine. Dus: verlaat nu niet het schijnbaar zinkende schip, maar blijf trouw aan Mozilla Firefox!
Thom Holwerda signaleerde overigens recent een dreigend gevaar voor de Linux-desktop. Want daar is Firefox nog steeds de standaard-browser. Alternatieven zijn er niet als je vooral let op privacy. Installeer Google Chrome maar eens. Dat werkt rimpelloos, maar zonder dat je iets gevraagd of zelfs maar verteld wordt, krijg je daar meteen een rijtje ‘handige Chrome-apps’ bij geïnstalleerd. Want Google wil graag dat je werkelijk alles – zoeken, surfen, email, shoppen, bestanden maken en opslaan, videos bekijken, enzovoort – via hun ‘diensten’ doet. Dan kunnen ze een profiel van je opmaken waar de plaatselijke politie zich de vingers bij zou aflikken.
Maar, signaleert Holwerda, het voortbestaan van die prachtige Firefox-browser zou zomaar in gevaar kunnen komen. Wat als Google besluit niet langer te sponsoren? Hij doet daarom een dringend beroep op de grotere spelers binnen Linux – KDE, GNOME, Ubuntu, RedHat – om het ontwikkelen en onderhouden van een eigen Linux-webbrowser met spoed en voortvarendheid zelf ter hand te nemen. En in ieder geval een op basis van de Gecko-engine. Ik hoop dat Holwerda het te somber inziet voor Firefox, maar vooral dat zijn advies voortvarend wordt opgepakt. Wordt vervolgd… (hoop ik van harte).