In 2005 zond de BBC een programma uit rond vijf mannen die een maand leefden met de Benedictijnen in Worth Abbey. Niet erg origineel heette de serie The Monastery. (Jaren later ontdekte ook de Nederlandse televisie dit concept en gaf er haar eigen draai aan.) Naar aanleiding van de serie schreef de toenmalige abt Christopher Jamison een boek, Finding Sanctuary. Op een inspirerende, maar ook praktische manier zet de abt heel leesbaar uiteen hoe de benedictijnse leefwijze ook buiten het klooster het alledaagse leven kan doordringen. Ik ontdekte het boek in de winkel van Canterbury Cathedral. Maar wat heet praktisch? En past dat werkelijk in het drukke dagelijkse leven?
Christopher Jamison, Finding Sanctuary. Monastic Steps for Everyday Life (London: Weidenfeld & Nicolson, 2006) ISBN 978 0 7538 2149 7
Zeven stappen
In zeven stappen helpt abt Christopher de lezer op weg om een eigen ‘geestelijk huis’ te bouwen. Het begint met stilte zoeken, ofwel vaste onderbrekingen maken in de grenzeloze drukte van ons dagelijks leven. De tweede stap is tijd maken voor contemplatie. Gebed en meditatie als een grondhouding van openheid en aandacht naar de mensen en naar God. Dan volgt gehoorzaamheid als een oefening in trouw en toewijding aan de ingeslagen weg en aan medepelgrims. Nederigheid leert je aanvaarden wie je bent. Luthers gezegd: simul iustus et peccator (’tegelijk rechtvaardige en zondaar’). Na deze persoonlijke oefeningen kan nu de stap gezet worden naar leven in gemeenschap, dat wil zeggen: zó samenleven dat iedereen tot haar of zijn recht kan komen met inbegrip van ieders sterke en zwakke punten. Eerst dan volgt de stap naar spiritualiteit. Abt Jamison beschrijft dat als de ‘meubilering’ van het geestelijk huis, waarbij veel ruimte is voor persoonlijke smaak. De laatste stap op de benedictijnse reis vind ik het verrassendst. De abt begint met een reflectie getiteld ‘On dying well’, maar de stap heet hoop. Het herinnerde mij ook aan het klassieke protestantse begrip ‘levensheiliging’.
Zeven stappen en zeven stadia van inspiratie voor en herinrichting van het dagelijks leven. Ik heb het allemaal geboeid gelezen. Maar is dit niet te mooi voor deze wereld?
Vondst of vlucht?
Abt Christopher is monnik. Bewust heeft hij gekozen voor een leven in de afzondering van het klooster. Hij heeft zich jarenlang geoefend in die leefwijze en spiritualiteit. De dagindeling en de taakverdeling zijn helemaal geënt op de twee hoofddoelen van monastiek leven: het werk voor God (liturgie, gebed en meditatie) en het werk met de handen (boerderijwerk, brouwen, calligrafie, liturgische produkten, onderwijs, ziekenzorg, missie, pastoraat, vormingswerk, enz.). De kloostergemeenschap bestaat uit gelijkgestemde mannen die in de loop der jaren goed op elkaar ingespeeld zijn geraakt. Een klooster is een leven op zich.
Kun je dat buiten een klooster ook? Of creëer je dan een soort zeepbel? Een kunstmatige werkelijkheid die wel stuk moet breken op de dagelijkse praktijk van het seculiere leven? Het leven in een kloostergemeenschap is in alles anders dan erbuiten. De centrale focus op het zoeken naar God bloeit daarin op, maar de tijd, de plaats en de menselijke verhoudingen worden sterk gestructureerd. Je kunt dat kunstmatig noemen.
Toch is het ‘gewone leven’ buiten een klooster net zo dwingend geregeld. Werk, opleiding, gezin, sociaal leven, vrije tijd enzovoort volgen evengoed gemeenschappelijke normen en gedragscodes. En de tijd is misschien nog wel strikter geordend. Ook in een individualistische cultuur is de ruimte om echt vrij zelf te kiezen een stuk beperkter dan we willen weten.
Het meest gebruikte argument voor mensen om ‘iets te doen’ met kloosterleven omschrijft abt Christopher als ‘finding sanctuary’. Dat is een mooi woord. Het betekent ‘heilige plek, heiligdom’, maar ook ‘vrijplaats, asiel’ of ’toevluchtsoord’ en ‘reservaat’. Dat kàn inderdaad iets van een vlucht in zich hebben, maar zo’n vlucht houd je niet lang vol.
De deelnemers aan The Monastery zochten een alternatief voor de gejaagdheid van hun dagelijks bestaan, omdat ze daarmee verwachtten hun leven te kunnen verdiepen. Die gejaagdheid kun je met evenveel recht ook een zeepbel noemen. We maken ons voortdurend druk om drie dingen tegelijk en hollen van incident naar incident. Leven wordt reageren.
Wie daadwerkelijk besluit in een klooster te gaan leven, gooit inderdaad radicaal het roer om. Maar dat doe je niet van de ene dag op de andere, want de wijsheid van de Regel van Benedictus is juist, dat er een zorgvuldig en langdurig traject gevolgd wordt voor iemand definitief kan intreden. Kloosterleven is niet geschikt voor iedereen en wie er wel voor geboren is, moet het toch eerst nog leren. Benedictus noemde zijn regel niet toevallig ‘een regel voor beginners’.
Als kloosterleven iets is voor weinigen, dan kunnen toch nog velen ‘er iets mee’ buiten de muren van een klooster. In plaats van de dag helemaal te laten dicteren door de werkagenda, kunnen er bewust tijden voor stilte en comtemplatie gemaakt worden. In plaats van alleen maar achter eisen en verwachtingen van anderen aan te hollen en voortdurend onszelf te bewijzen, kunnen we ons oefenen in nederigheid en gehoorzaamheid. In plaats van al die honderd leuke dingen die zo nodig moeten, kunnen we systematisch aandacht besteden aan gemeenschap. In plaats van ons verlangen af te kopen met almaar consumeren, kunnen we de spiritualiteit van het alledaagse leren ervaren. En bij elkaar geeft dat ten diepste hoop.
Is dat een zeepbel? Niet meer of minder dan het gebruikelijke gejaag en gepresteer. Maar het is bovenal een fundamentele verbetering van de kwaliteit van het persoonlijk leven en het samenleven.